In ‘Liberalism and Social Action’ (1935), onlangs in vertaling uitgekomen, beschrijft de filosoof John Dewey de geschiedenis van het liberalisme. Het is een boeiende geschiedenis waarvan ik in het onderstaande zeer kort één van de lijnen volg en voortzet tot in onze tijd.
Het begrip liberalisme heeft in de loop der tijden nogal wat wijziging ondergaan. Het ging John Locke (1632 – 1704, ‘de vader van het liberalisme’) om bescherming van de rechten van het individu tegen de usurpatie van de toenmalige feodale heersers. Die bepaalden het wel en wee, het werk en de werkomstandigheden voor de burgers middels wetten waarin het idee van politieke gelijkheid voor allen ver te zoeken was. Het politieke lot van velen in de handen van enkelen. Lockes denkbeelden waren van groot belang in de Franse revolutie en lagen ten grondslag aan de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 1776. Vrijheid, gelijkheid, broederschap. Maar vrijheid is een veel bediscussieerd begrip in de filosofie en heeft meer dan één betekenissen. Het kan gezien worden als het ontbreken van belemmeringen. De gevangene wordt belemmerd in zijn of haar vrijheid van gaan en staan waarin hij of zij wil. Maar als deze belemmering is opgeheven komt het op een andere vrijheid aan: die om zich te ontplooien, om een zinvolle inhoud aan het leven te geven. Daar is meer voor nodig dan het opheffen van fysieke of andere belemmeringen. Dan gaat het om de ontwikkeling van de persoonlijke capaciteiten. In de steeds gecompliceerder geworden samenleving is een steeds langer proces van leren en studeren een noodzakelijke voorwaarde om dit doel te verwezenlijken naast een steeds grotere inzet van tijd en middelen. De vroege liberalen waren dan ook de pleitbezorgers van onderwijs voor allen, naast politieke rechten.
Maar gedurende een aantal decennia rond 1800 zorgde de industriële revolutie voor een verandering in de economie. Een groeiend aantal arbeidsplaatsen in de industrie nam deels de plaats in van arbeid in de agrarische sector. In sommige landen ging dit proces sneller dan in andere, maar globaal gold het voor alle westerse landen. Dit had zijn invloed op het hele maatschappelijke leven, in het bijzonder op het economische leven, bijvoorbeeld door nieuwe banen vanwege de groeiende behoefte aan vervoer en handel. De algehele welvaart nam toe, voor iedereen; maar niet voor iedereen in gelijke mate. Er bleef een verpauperde klasse bestaan naast een bovenklasse van rijken en superrijken: zij die ‘het gemaakt hadden’, de ‘nouveau riches’. Deze economische groeispurt was niet voorzien door de vroegere liberalen en het liberalisme had hier in feite geen antwoord op. In een economie waar inkomen, noch vermogen, noch erfenis aan enige bovengrens gebonden is, had dit in enkele generaties tot de genoemde bovenklasse geleid, een situatie die nog maar kort geleden zo vaardig beschreven is door de Franse econoom Piketty. Het liberale ideaal van gelijkheid voor allen was op een nieuwe manier in de knel geraakt, en is dat nog altijd. Formeel geldt op het politieke vlak gelijkheid voor iedereen, maar die wordt niet geëffectueerd in een wereld waar de economische ongelijkheid zulke obscene vormen heeft aangenomen als in onze tijd. De Amerikaanse econoom Keneth Galbraith zegt het zo: “De rijken hebben invloed en geld; zij stemmen. De armen hebben de meerderheid, maar velen stemmen niet (meer). Er is democratie, maar het is in hoge mate een democratie van de gefortuneerden.” (J.K. Galbraith: The good Society). De geschiedenis kent een eigen ironie. Er is opnieuw een klasse gecreëerd die het wel en wee, het werk en de werkomstandigheden voor een groot deel van de burgers bepaalt, middels economische wetten waarin het idee van economische gelijkheid ver te zoeken is. Het economische lot van velen in de handen van enkelen. Het liberalisme heeft terecht een naamsverandering ondergaan: neoliberalisme. Er kan nog aan toegevoegd worden dat dit de politiek niet onberoerd laat. De invloed van de economische bovenklasse op de politiek heeft zich nog onlangs geopenbaard in het kabinetsbesluit om de dividendbelasting af te schaffen, waarmee de staat voor veertienhonderdmiljoen benadeeld wordt.
Voor Dewey, de grote voorvechter van een betekenisvolle democratie, is “het thema van de vrijheid, van het menselijk perspectief om tot volle ontplooiïng van zijn capaciteiten te komen, een zaak waar het liberalisme onophoudelijk voor staat.”
Over Kees Hellingman:
“Ik (1938) ben gepensioneerd leraar natuurkunde en filosofie te Harderwijk. Doctoraalexamen in 1970 in de toenmalige Centrale Interfaculteit aan de UU. Ik hou me nog veel bezig met filosofie, waar ik cursussen in geef. Ik reken Dewey tot de belangrijkste filosofen en meen dat hij als zodanig veel te weinig aandacht krijgt.”
Liberalisme en maatschappelijk handelen is onder andere te verkrijgen via de ISVW, u kunt het boek aanschaffen via deze pagina.